De toets op de huursom richt zich op drie onderdelen: 

1. Aantal zelfstandige huurwoningen met een prestatie-afspraak over de besteding van de inkomensafhankelijke huurstijging hoger dan de norm 

2. Aantal zelfstandige huurwoningen toegelaten instelling relevant voor de huursomtoets in gemeenten met prestatie-afspraak over hogere huursomstijging 

3. Aantal zelfstandige huurwoningen toegelaten instelling relevant voor de huursomtoets in resterende gemeenten zonder prestatie-afspraak over hogere huursomstijging.


Het eerste en tweede onderdeel kan betrekking hebben op meerdere gemeenten waarvoor per gemeente een verantwoording moet worden gegeven. Het vertrekpunt in dit onderdeel 5.4 is het aantal zelfstandige huurwoningen van de woningcorporatie (zowel DAEB als niet DAEB). De toets heeft dus geen betrekking op onzelfstandige woningen (kamers), woonwagens en woonwagenstandplaatsen. 


Bij de bepaling van het aantal gereguleerd verhuurde zelfstandige huurwoningen (en dus ook de huursom) dat relevant is voor de afzonderlijk genoemde onderdelen is van belang dat meerdere categorieën verhuurde zelfstandige huurwoningen buiten de toets vallen.