Het eerste onderdeel prestatieafspraken over inkomensafhankelijke huurverhoging is ook in 2024 een mogelijkheid. 


Het tweede onderdeel hogere huursomstijging in een gemeente op basis van prestatieafspraken is in 2024 opnieuw niet aan de orde. Conform MG 2024-01 is de huursomruimte formeel begrensd tot 5,4% (0,1% hoger dan de 5,3% huursomstijging zonder afspraken). Echter deze marge is alleen vanwege formeel juridische redenen opgenomen. In de Nationale Prestatieafspraken is afgesproken dat in de jaren 2023-2025 geen gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om op basis van prestatieafspraken een hogere huursomstijging af te spreken. (prestatieafspraken over inkomensafhankelijke huurstijging vallen onder het eerste onderdeel!). Er zijn hierdoor nul woningen die zich hiervoor kwalificeren. De vragen vier tot en met zeven kunnen hierdoor respectievelijk als volgt worden beantwoord: nul, nvt en nvt (beantwoording vraag zeven vervalt).


Het derde onderdeel aantal woongelegenheden met en zonder prestatieafspraken (exclusief hetgeen bij het eerste onderdeel is aangeduid) relevant voor huursomtoets bevat alle zelfstandige woongelegenheden die ontstaan na de correcties op het totaal aantal zelfstandige huurwoningen conform bovenstaande opsomming.


Van deze eenheden moet de totale maandhuur (huursom) voor de twee peildata worden opgegeven. Gegeven de begrenzing van de maximale huurverhoging voor afzonderlijke woningen (exclusief inkomensafhankelijke huurverhoging als er geen prestatieafspraken zijn) zal het verschil in huursom tussen beide peildata een stijging van maximaal 2,6% te zien moeten geven omdat vanwege de NPA de ruimte van 0,1% niet zal zijn gebruikt.


Rekenkundig ziet het er als volgt uit voor het derde onderdeel. Van het aantal zelfstandige huurwoningen bepaalt u de totale maandhuur (kale huur) op 1 januari 2024 en op 1 januari 2025.


Vervolgens bepaalt u de huurstijging door middel van de formule:

(totaal maandhuur 1 januari 2025 -/- totaal maandhuur 1 januari 2024) ÷ totaal maandhuur 1 januari 2024